Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 14:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hetgeen als woord des Heren tot Jeremia kwam met betrekking tot de grote droogte.

2. Juda treurt en zijn poorten zijn ineengezonken, zij liggen in rouw ter aarde; het gejammer van Jeruzalem stijgt omhoog.

3. Hun aanzienlijken zenden hun geringen om water: zij komen bij de bakken, zij vinden geen water, zij keren terug met ledige kruiken; zij worden beschaamd en te schande en bedekken hun hoofd.

4. Ter wille van de akker zijn zij terneergeslagen, omdat er geen regen op de aarde is geweest; beschaamd zijn de akkerlieden, zij bedekken hun hoofd.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 14