Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 13:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here zeide tot mij aldus: Ga heen, koop u een linnen gordel en doe die om uw middel, maar laat hem niet in water komen.

2. En ik kocht de gordel naar het woord des Heren en deed hem om mijn middel.

3. Toen kwam het woord des Heren andermaal tot mij:

4. Neem de gordel die gij gekocht hebt, die gij om uw middel draagt, en maak u op, ga naar Perat en verberg hem daar in een rotsspleet.

5. Dus ging ik heen en verborg hem in Perat, gelijk de Here mij geboden had.

6. Nu gebeurde het vele dagen later, dat de Here tot mij zeide: Maak u op, ga naar Perat en haal vandaar de gordel die Ik u geboden had daar te verbergen.

7. Toen ging ik naar Perat en zag rond en haalde de gordel van de plaats waar ik hem verborgen had, en zie, de gordel was bedorven, hij deugde nergens toe.

8. Toen kwam het woord des Heren tot mij:

9. Zo zegt de Here: evenzo zal Ik verderven de glorie van Juda en van Jeruzalem, die groot is.

10. Dit boze volk, dat weigert naar mijn woorden te horen, dat in verstoktheid van hart wandelt, zodat zij andere goden zijn nagelopen om die te dienen en zich daarvoor neder te buigen, dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt.

11. Want zoals de gordel kleeft aan het middel van een man, zo had Ik het gehele huis van Israël en het gehele huis van Juda aan Mij doen kleven, luidt het woord des Heren, om Mij te zijn tot een volk, tot een roem, een lof en een sieraad; maar zij hebben geen gehoor gegeven.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 13