Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 12:10-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Vele herders hebben mijn wijngaard verwoest, mijn akker vertrapt, mijn kostelijke akker gemaakt tot een woeste steppe,

11. zij hebben hem tot een woestenij gemaakt; treurig, verwoest ligt hij vóór Mij, verwoest is het gehele land; niemand echter neemt het ter harte.

12. Op alle kale heuvels in de woestijn zijn verwoesters gekomen, want het zwaard des Heren verslindt van het ene einde van het land tot het andere, niemand heeft vrede.

13. Zij hebben tarwe gezaaid, maar doornen gemaaid, zij hebben zich afgetobd zonder enige bate. Ja, staat beschaamd over de opbrengst die gij hebt verkregen ten gevolge van de brandende toorn des Heren.

14. Zo zegt de Here: Aangaande al de boze naburen, die losslaan op het erfdeel, dat Ik aan mijn volk, aan Israël, ten erfdeel gegeven heb: zie, Ik ruk hen weg van hun bodem, en het huis van Juda ruk Ik weg uit hun midden.

15. Maar nadat Ik hen heb weggerukt, zal Ik Mij weder over hen erbarmen en hen terugbrengen, een ieder naar zijn erfdeel en een ieder naar zijn land,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 12