Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 10:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hoort het woord, dat de Here tot u spreekt, huis van Israël!

2. Zó zegt de Here: Gewent u niet aan de weg der volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken daarvoor schrikken.

3. Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, – arbeid van werkmanshanden met de bijl –

4. met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt.

5. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet.

6. Niemand is U gelijk, Here! groot zijt Gij en groot is uw naam in kracht!

7. Wie zou U niet vrezen, o Koning der volkeren? Want U komt het toe, want onder al de wijzen der volken en onder al hun koningen is niemand U gelijk!

8. Ja, met hen allen worden zij dom en dwaas, nietswaardige vermaning, hout is het.

9. Geplet zilver wordt uit Tarsis gebracht en goud uit Ufaz, het is het werk van de vakman en van de handen van de goudsmid, blauwpurper en roodpurper is hun gewaad; het werk van deskundigen zijn zij geheel en al.

10. Doch de Here is de waarachtige God, Hij is de levende God en een eeuwig Koning; voor zijn toorn beeft de aarde en de volken kunnen zijn gramschap niet verdragen. –

11. Zo zult gij tot hen zeggen: De goden, die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, zullen vergaan van de aarde en van onder de hemel. –

12. Hij maakt de aarde door zijn kracht, Hij bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 10