Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 1:2-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. tot wie het woord des Heren kwam ten tijde van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda, in het dertiende jaar van diens regering,

3. en verder ten tijde van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda, tot aan het einde van het elfde jaar van Sedekia, de zoon van Josia, de koning van Juda, tot de wegvoering van Jeruzalem in de vijfde maand.

4. Het woord des Heren nu kwam tot mij:

5. Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld.

6. Doch ik zeide: Ach, Here Here, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 1