Oude Testament

Nieuwe Testament

Hosea 8:9-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. omdat zij naar Assur getogen zijn. Een wilde ezel houdt zich afgezonderd, maar Efraïm reikt minnegeschenken uit.

10. Zelfs al zouden zij die onder de volken ontvangen, Ik zal hen nu vergaderen; zij hebben weinig te hopen van de uitspraak van de koning der vorsten.

11. Voorwaar, vele altaren heeft Efraïm gesticht om te zondigen; de altaren hebben hun gediend om te zondigen.

12. Al schrijf Ik hun tienduizendvoudig mijn wetten voor, toch worden deze geacht als die van een vreemde.

13. Offergaven brengen zij, vlees, en zij eten het. De Here heeft in hen geen behagen; nu gedenkt Hij hun verkeerdheid en straft hun zonden: zij zullen terugkeren naar Egypte.

14. Ja, Israël heeft zijn Maker vergeten, en heeft paleizen gebouwd, terwijl Juda talrijke versterkte steden maakte. Doch Ik zal een vuur in zijn steden werpen; dat zal haar burchten verteren.

Lees verder hoofdstuk Hosea 8