Oude Testament

Nieuwe Testament

Hosea 7:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Zodra Ik Israël genees, worden Efraïms ongerechtigheid en de boosheden van Samaria onthuld. Want zij plegen bedrog: de dief dringt binnen, de bende plundert buiten.

2. En zij denken er niet aan, dat Ik al hun kwaad in gedachten houd. Nu omringen hen hun daden; zij zijn vóór mijn aangezicht.

3. Met hun boosheid verheugen zij de koning en met hun leugens de vorsten.

Lees verder hoofdstuk Hosea 7