Oude Testament

Nieuwe Testament

Hosea 2:13-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart.

14. Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte.

15. En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl.

16. Ja, Ik zal de namen der Baäls verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden.

17. Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen.

18. Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming;

19. Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen.

20. Het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, luidt het woord des Heren: Ik zal de hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren,

21. en de aarde zal het koren, de most en de olie verhoren, en die zullen Jizreël verhoren.

22. Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God!

Lees verder hoofdstuk Hosea 2