Oude Testament

Nieuwe Testament

Hosea 13:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Zodra Efraïm sprak, was er schrik, hij was verheven in Israël; maar hij maakte zich schuldig door de Baäl, en stierf weg.

2. Ook nu gaan zij voort met zondigen en maken zich gegoten beelden van hun zilver, afgodsbeelden, naar eigen inzicht, alles het werk van metaalbewerkers. Men zegt van hen: De mensen die offeren, kussen kalveren.

3. Daarom zullen zij worden als een morgenwolk, als dauw die in de vroegte vergaat, als kaf dat van de dorsvloer wegstuift, en als rook uit het venster.

Lees verder hoofdstuk Hosea 13