Oude Testament

Nieuwe Testament

Hooglied 4:4-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Uw hals is als de Davidstoren,die gebouwd is met tinnen;de duizend schilden hangen daaraan,en alle zijn beukelaars van helden.

5. Uw beide borsten zijn als tweelingjongen van gazellen,die te midden van de leliën weiden.

6. Tot de avondwind waaiten de schaduwen vlieden,wil ik naar de mirreberg gaan,naar de wierookheuvel.

7. Alles is schoon aan u, mijn liefste,zonder enig gebrek zijt gij.

8. Kom bij mij van de Libanon, bruid,kom bij mij van de Libanon,daal af van de top van de Amana,de top van de Senir, de Hermon,van de holen der leeuwen,van de bergen der panters.

9. Gij hebt mij betoverd, mijn zuster, bruid,betoverd met één blik van uw ogen,met één snoer van uw halsversiersel.

10. Hoe kostelijk is uw liefde,mijn zuster, bruid,hoeveel heerlijker uw liefde dan wijn,en de geur van uw oliën dan alle specerijen.

Lees verder hoofdstuk Hooglied 4