Oude Testament

Nieuwe Testament

Haggai 2:7-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Want zo zegt de Here der heerscharen: Een ogenblik nog, een korte wijle, dan zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het droge doen beven.

8. Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen komen en Ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de Here der heerscharen.

9. Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, luidt het woord van de Here der heerscharen.

10. De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de Here der heerscharen; op deze plaats zal Ik heil geven, luidt het woord van de Here der heerscharen.

11. Op de vierentwintigste dag van de negende maand in het tweede jaar van Darius kwam het woord des Heren tot de profeet Haggai aldus:

12. Zo zegt de Here der heerscharen: Vraag toch de priesters om onderricht in de wet,

13. en zeg: wanneer iemand heilig vlees in de slip van zijn kleed draagt en hij raakt met zijn slip brood, moes, wijn, olie of enige andere spijs aan, wordt dit dan heilig? De priesters antwoordden: Neen.

14. En Haggai zeide: Indien iemand onrein geworden door een lijk, iets van al deze dingen aanraakt, wordt het dan onrein? De priesters antwoordden: Het wordt onrein.

Lees verder hoofdstuk Haggai 2