Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 9:7-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. En gij, weest vruchtbaar en wordt talrijk, wemelt op de aarde, ja, wordt talrijk daarop.

8. En God zeide tot Noach en tot zijn zonen met hem:

9. Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht,

10. en met alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte der aarde bij u, allen, die uit de ark gegaan zijn, alle gedierte der aarde.

11. Ik dan richt mijn verbond met u op, dat voortaan niets dat leeft, meer door de wateren van de zondvloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen zondvloed meer wezen zal, om de aarde te verderven.

12. En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten:

13. mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde.

14. Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt,

15. zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft te verderven.

16. Als de boog in de wolken is, dan zal Ik hem zien, zodat Ik mijn eeuwig verbond gedenk tussen God en alle levende wezens van alle vlees, dat op aarde is.

17. En God zeide tot Noach: Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht tussen Mij en al wat op de aarde leeft.

Lees verder hoofdstuk Genesis 9