Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 6:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden,

2. zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.

3. En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.

4. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

Lees verder hoofdstuk Genesis 6