Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 5:19-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.

20. Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf.

21. Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach.

22. En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.

23. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar.

24. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.

25. Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech.

26. En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.

27. Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf.

28. Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon,

29. en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft.

30. En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.

31. Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf.

32. Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet.

Lees verder hoofdstuk Genesis 5