Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 49:10-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn.

11. Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong zijner ezelin aan de wingerd; hij zal zijn kleed in wijn wassen en in druivebloed zijn gewaad.

12. Hij zal donkerder van ogen zijn dan wijn en witter van tanden dan melk.

13. Zebulon zal wonen aan het strand der wijde zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar Sidon gekeerd zijn.

14. Issakar is een bonkige ezel, die tussen de stallingen ligt;

15. als hij ziet, dat de rust goed is, en dat het land liefelijk is, buigt hij zijn schouder om te torsen en leent zich tot slaafse herendienst.

16. Dan zal zijn volk richten als een der stammen Israëls.

17. Moge Dan een slang op de weg zijn, een hoornslang op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt.

18. Op uw heil wacht ik, o Here.

19. Gad, een bende zal hem belagen, maar hij zal hun hielen belagen.

20. Aser, zijn spijze zal vet zijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.

21. Naftali is een losgelaten hinde; hij laat schone woorden horen.

22. Een jonge vruchtboom is Jozef, een jonge vruchtboom aan een bron; zijn takken stijgen boven de muur uit;

23. de boogschutters hebben hem getergd, beschoten en vijandig bejegend,

Lees verder hoofdstuk Genesis 49