Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 48:10-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Israëls ogen nu waren dof geworden van ouderdom, hij kon niet zien. En (Jozef) bracht hen dichter bij hem; en hij kuste en omhelsde hen.

11. Daarna zeide Israël tot Jozef: Ik had niet kunnen vermoeden, dat ik uw aangezicht zou zien, en zie, God heeft mij zelfs uw nageslacht doen zien.

12. Toen deed Jozef hen van zijn knieën weggaan, en boog zich neer met zijn aangezicht ter aarde.

Lees verder hoofdstuk Genesis 48