Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 46:5-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Toen ging Jakob uit Berseba op weg, en de zonen van Israël vervoerden hun vader Jakob, benevens hun kinderen en hun vrouwen, op de wagens die Farao gezonden had om hem te vervoeren.

6. Zij namen ook mee hun vee en hun have, die zij in het land Kanaän verworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn kroost met hem.

7. Zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters en zijn gehele kroost bracht hij met zich naar Egypte.

8. Dit nu zijn de namen van de zonen van Israël, die in Egypte kwamen, van Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene van Jakob was Ruben.

9. De zonen van Ruben waren Chanok, Pallu, Chesron en Karmi.

10. De zonen van Simeon waren Jemuël, Jamin, Ohad, Jakin, Sochar en Saul, de zoon van een Kanaänitische.

11. De zonen van Levi waren Gerson, Kehat en Merari.

Lees verder hoofdstuk Genesis 46