Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 46:14-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. De zonen van Zebulon waren Sered, Elon en Jachleël.

15. Dit waren de zonen van Lea, die zij aan Jakob gebaard heeft in Paddan-Aram, benevens zijn dochter Dina. Het gehele zielental van zijn zonen en dochters was drieëndertig.

16. De zonen van Gad waren Sifjon, Chaggi, Suni, Esbon, Eri, Arodi en Areli.

17. De zonen van Aser waren Jimna, Jiswa, Jiswi en Beria, benevens hun zuster Serach, en de zonen van Beria waren Cheber en Malkiël.

18. Dit waren de zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had, en zij baarde dezen aan Jakob – zestien zielen.

19. De zonen van Rachel, de vrouw van Jakob, waren Jozef en Benjamin.

20. En aan Jozef werden in het land Egypte Manasse en Efraïm geboren, die Asnat, de dochter van Potifera, de priester van On, hem baarde.

21. De zonen van Benjamin waren Bela, Beker, Asbel, Gera, Naäman, Echi, Ros, Muppim, Chuppim en Ard.

22. Dit waren de zonen van Rachel, die aan Jakob geboren werden, het gehele zielental veertien.

23. De zoon van Dan was Chusim.

24. De zonen van Naftali waren Jachseël, Guni, Jeser en Sillem.

25. Dit waren de zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had, en zij baarde dezen aan Jakob, het gehele zielental zeven.

26. Alle personen die met Jakob naar Egypte kwamen, zijn afstammelingen, behalve de vrouwen der zonen van Jakob, het gehele zielental was zesenzestig.

Lees verder hoofdstuk Genesis 46