Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 45:22-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Aan hen allen, man voor man, gaf hij een stel kostbare klederen en aan Benjamin gaf hij drie honderd zilverstukken en vijf stel kostbare klederen.

23. Daarbij zond hij zijn vader tien ezels, beladen met het beste van Egypte, en tien ezelinnen, beladen met koren en brood en voedsel, voor zijn vader op de reis.

24. Hierop deed hij zijn broeders uitgeleide, en zij gingen heen, en hij zeide tot hen: Maakt geen twist onderweg.

25. Zij dan trokken weg uit Egypte en kwamen in het land Kanaän bij hun vader Jakob.

26. Toen zij hem vertelden: Jozef leeft nog en hij is zelfs heerser over het gehele land Egypte, bleef zijn hart er koud onder, want hij kon het niet geloven.

27. Maar toen zij hem al de woorden overbrachten, die Jozef tot hen gesproken had, en toen hij de wagens zag, die Jozef gezonden had om hem te vervoeren, leefde de geest van hun vader Jakob op.

28. En Israël zeide: Het is genoeg, mijn zoon Jozef leeft nog; ik wil gaan en hem zien, eer ik sterf.

Lees verder hoofdstuk Genesis 45