Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 45:17-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. En Farao zeide tot Jozef: Zeg tot uw broeders: doet dit: belaadt uw dieren en trekt heen naar het land Kanaän,

18. en haalt uw vader en uw gezinnen en komt tot mij, dan zal ik u het beste van het land Egypte geven, zodat gij het vette des lands eten zult.

19. Voorts hebt gij de opdracht hun te gelasten: Neemt u uit het land Egypte wagens voor uw kinderen en voor uw vrouwen, brengt uw vader mee en komt (herwaarts).

20. Gij moet het niet jammer vinden van uw huisraad, want het beste van het gehele land Egypte zal voor u zijn.

21. Toen deden de zonen van Israël aldus; en Jozef gaf hun wagens volgens Farao’s bevel; ook gaf hij hun teerkost voor de reis.

22. Aan hen allen, man voor man, gaf hij een stel kostbare klederen en aan Benjamin gaf hij drie honderd zilverstukken en vijf stel kostbare klederen.

23. Daarbij zond hij zijn vader tien ezels, beladen met het beste van Egypte, en tien ezelinnen, beladen met koren en brood en voedsel, voor zijn vader op de reis.

24. Hierop deed hij zijn broeders uitgeleide, en zij gingen heen, en hij zeide tot hen: Maakt geen twist onderweg.

25. Zij dan trokken weg uit Egypte en kwamen in het land Kanaän bij hun vader Jakob.

26. Toen zij hem vertelden: Jozef leeft nog en hij is zelfs heerser over het gehele land Egypte, bleef zijn hart er koud onder, want hij kon het niet geloven.

Lees verder hoofdstuk Genesis 45