Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 45:12-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. En zie, uw eigen ogen en die van mijn broeder Benjamin zien, dat het mijn mond is, die tot u spreekt.

13. Vertelt dan aan mijn vader al de heerlijkheid die ik in Egypte bezit, en alles wat gij gezien hebt, en brengt mijn vader haastig hierheen.

14. Toen viel hij zijn broeder Benjamin om de hals en weende, en Benjamin weende aan zijn hals.

15. En hij kuste al zijn broeders hartelijk en weende, hen omhelzende. Daarna eerst spraken zijn broeders met hem.

16. Toen het gerucht in Farao’s huis vernomen werd, dat Jozefs broeders waren gekomen, was dit Farao en zijn dienaren aangenaam.

17. En Farao zeide tot Jozef: Zeg tot uw broeders: doet dit: belaadt uw dieren en trekt heen naar het land Kanaän,

18. en haalt uw vader en uw gezinnen en komt tot mij, dan zal ik u het beste van het land Egypte geven, zodat gij het vette des lands eten zult.

Lees verder hoofdstuk Genesis 45