Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 44:21-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Toen zeidet gij tot uw knechten: Brengt hem tot mij, opdat ik mijn ogen op hem sla.

22. Maar wij zeiden tot mijn heer: De jongen kan zijn vader niet verlaten, want verlaat hij zijn vader, dan zal deze sterven.

23. Daarop zeidet gij tot uw knechten: Indien uw jongste broeder niet met u meekomt, zult gij mijn aangezicht niet meer zien.

24. Nadat wij naar uw knecht, mijn vader, waren teruggereisd, deelden wij hem de woorden van mijn heer mee.

25. Toen nu onze vader zeide: Gaat ons weer een weinig voedsel kopen,

Lees verder hoofdstuk Genesis 44