Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 42:8-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Jozef herkende zijn broeders wel, maar zij herkenden hem niet.

9. Toen herinnerde Jozef zich de dromen die hij van hen gedroomd had. En hij zeide tot hen: Gij zijt verspieders, gij zijt gekomen om te zien, waar het land open ligt.

10. Doch zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer, maar uw knechten zijn gekomen om voedsel te kopen.

11. Wij zijn allen zonen van één man; wij zijn eerlijke lieden; uw knechten zijn geen verspieders.

12. Doch hij zeide tot hen: Neen, maar gij zijt gekomen om te zien, waar het land open ligt.

13. Daarop zeiden zij: Uw knechten waren twaalf in getal, wij zijn broeders, zonen van één man in het land Kanaän, en zie, de jongste is thans bij onze vader, en één is niet meer.

14. Toen zeide Jozef tot hen: Het is, zoals ik tot u gesproken heb: gij zijt verspieders.

15. Hieraan zult gij getoetst worden: zowaar Farao leeft, gij zult vanhier niet weggaan, tenzij uw jongste broeder hierheen komt.

16. Zendt één van u om uw broeder te halen, maar gij zult gevangen blijven; zo zullen uw woorden getoetst worden, of gij waarheid spreekt; maar indien niet, zowaar Farao leeft, dan zijt gij verspieders.

17. En hij zette hen gezamenlijk drie dagen lang in hechtenis.

18. Op de derde dag nu zeide Jozef tot hen: Doet dit, opdat gij in leven blijft; ik vrees God.

19. Indien gij eerlijke lieden zijt, laat dan één broeder van u gevangen blijven in het huis van bewaring, maar gaat gij heen, neemt koren mee voor de honger uwer gezinnen.

20. Doch dan moet gij uw jongste broeder tot mij brengen, opdat uw woorden waarheid mogen blijken en gij niet sterft.

21. Zij nu deden aldus en zeiden tot elkander: Voorwaar, nu boeten wij voor wat wij onze broeder aangedaan hebben: wij zagen zijn zielsbenauwdheid, toen hij ons om erbarming smeekte, maar wij hoorden niet; daarom is deze benauwdheid over ons gekomen.

22. Toen antwoordde Ruben hun: Heb ik u niet gezegd: bezondigt u niet aan de knaap! Maar gij hebt niet geluisterd. Nu wordt zijn bloed van ons geëist.

Lees verder hoofdstuk Genesis 42