Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 41:7-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. En de dunne aren verslonden de zeven dikke en volle aren. Toen ontwaakte Farao, en het was een droom.

8. De volgende morgen was zijn geest onrustig en hij ontbood al de geleerden en al de wijzen van Egypte, en Farao vertelde hun zijn dromen, maar er was niemand, die ze Farao kon uitleggen.

9. Toen sprak de overste der schenkers tot Farao: Heden moet ik mijn zonden in herinnering brengen.

10. Farao was toornig op zijn dienaren, en zette mij in hechtenis in het huis van de overste der lijfwacht, mij en de overste der bakkers.

11. In één zelfde nacht nu hadden wij een droom, ik en hij, ieder had een droom met een eigen betekenis.

12. Nu was daar bij ons een Hebreeuwse jongeman, een slaaf van de overste der lijfwacht, en wij vertelden hem onze dromen, en hij legde ze ons uit; aan ieder gaf hij uitleg naar zijn droom.

13. En zoals hij ons uitgelegd had, zo is het gebeurd; mij herstelde Farao weer in mijn ambt, hem liet hij ophangen.

14. Toen ontbood Farao Jozef, en zij haalden hem ijlings uit de kerker; men schoor hem en gaf hem andere klederen, en hij kwam bij Farao.

15. Toen zeide Farao tot Jozef: Ik heb een droom gehad, en er is niemand, die hem kan uitleggen, maar ik heb van u horen zeggen: Gij behoeft een droom maar te horen om hem te kunnen uitleggen.

16. En Jozef antwoordde Farao: Geenszins; God zal Farao’s welzijn verkondigen.

17. Toen sprak Farao tot Jozef: In mijn droom stond ik aan de oever van de Nijl.

18. En zie, uit de Nijl kwamen zeven koeien op, vet van vlees en mooi van gedaante, en zij weidden in het oevergras.

19. Maar zie, zeven andere koeien kwamen na deze op, schraal, zeer lelijk van gedaante en mager van vlees; ik heb nooit zulke lelijke als deze gezien in het gehele land Egypte.

20. En de magere en lelijke koeien aten de zeven eerste, vette koeien op.

21. Toen deze in haar maag gekomen waren, was daarvan niets te merken; zij bleven er even lelijk uitzien als tevoren. Toen ontwaakte ik.

22. Verder zag ik in mijn droom, en zie, zeven aren schoten op uit één halm, vol en mooi.

23. Maar zie, zeven dorre, dunne en door de oostenwind verzengde aren ontsproten na deze.

Lees verder hoofdstuk Genesis 41