Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 41:3-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Maar zie, zeven andere koeien kwamen na deze op uit de Nijl, lelijk van uiterlijk en mager van vlees, en zij gingen naast die koeien staan aan de oever van de Nijl.

4. En de koeien die lelijk van uiterlijk en mager van vlees waren, aten de zeven koeien op, die mooi van uiterlijk en vet waren. Toen ontwaakte Farao.

5. Daarna sliep hij weer in en droomde ten tweeden male, en zie, zeven dikke en mooie aren schoten op uit één halm.

6. Maar zie, zeven dunne en door de oostenwind verzengde aren ontsproten na deze.

7. En de dunne aren verslonden de zeven dikke en volle aren. Toen ontwaakte Farao, en het was een droom.

8. De volgende morgen was zijn geest onrustig en hij ontbood al de geleerden en al de wijzen van Egypte, en Farao vertelde hun zijn dromen, maar er was niemand, die ze Farao kon uitleggen.

9. Toen sprak de overste der schenkers tot Farao: Heden moet ik mijn zonden in herinnering brengen.

10. Farao was toornig op zijn dienaren, en zette mij in hechtenis in het huis van de overste der lijfwacht, mij en de overste der bakkers.

11. In één zelfde nacht nu hadden wij een droom, ik en hij, ieder had een droom met een eigen betekenis.

12. Nu was daar bij ons een Hebreeuwse jongeman, een slaaf van de overste der lijfwacht, en wij vertelden hem onze dromen, en hij legde ze ons uit; aan ieder gaf hij uitleg naar zijn droom.

13. En zoals hij ons uitgelegd had, zo is het gebeurd; mij herstelde Farao weer in mijn ambt, hem liet hij ophangen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 41