Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 41:28-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Dit bedoelde ik, toen ik tot Farao sprak: God heeft Farao getoond, wat Hij zal doen.

29. Zie, er komen zeven jaren, waarin grote overvloed in het gehele land Egypte wezen zal.

30. Daarna zullen zeven jaren van hongersnood aanbreken; dan zal al de overvloed in het land Egypte vergeten zijn en de honger het land verteren.

31. Van de overvloed zal men daarna in het land niets meer merken vanwege die hongersnood, want die zal zeer zwaar zijn.

32. Dat de droom tot tweemaal toe aan Farao herhaald is, wil zeggen, dat de zaak bij God vaststaat, en dat God die haastig zal volbrengen.

33. Nu dan, Farao zie om naar een verstandig en wijs man, en hij stelle hem aan over het land Egypte.

34. Farao doe ook dit: hij stelle opzichters over het land aan, en heffe van het land Egypte een vijfde, in de zeven jaren van de overvloed.

35. Zij moeten al het voedsel van deze goede jaren die komen zullen, verzamelen en koren opslaan ter beschikking van Farao, als voedsel in de steden, en dit bewaren.

36. Zo zal dat voedsel het land tot voorraad dienen voor de zeven jaren van hongersnood, die in het land Egypte zullen zijn, opdat het land door de honger niet te gronde worde gericht.

37. Dit voorstel nu was goed in de ogen van Farao en in de ogen van al zijn dienaren.

38. En Farao zeide tot zijn dienaren: Zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man, in wie de Geest Gods is?

39. En Farao zeide tot Jozef: Aangezien God u dit alles bekend gemaakt heeft, is er niemand zo verstandig en wijs als gij.

40. Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal mijn gehele volk zich voeden; alleen door de troon zal ik boven u staan.

Lees verder hoofdstuk Genesis 41