Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 38:13-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen aan Tamar bericht werd: Zie, uw schoonvader is naar Timna gegaan om zijn schapen te scheren,

14. trok zij haar weduwkleed uit, bedekte zich met een sluier, vermomde zich en ging zitten aan de ingang van Enaïm, dat aan de weg naar Timna ligt, omdat zij gezien had, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet tot vrouw was gegeven.

15. Toen Juda haar zag, hield hij haar voor een hoer, omdat zij haar aangezicht bedekt had.

16. En hij wendde zich tot haar aan de weg en zeide: Welaan, laat mij toch tot u komen, want hij wist niet, dat zij zijn schoondochter was. Daarop zeide zij: Wat zult gij mij geven, wanneer gij tot mij komt?

Lees verder hoofdstuk Genesis 38