Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 38:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. In die tijd trok Juda van zijn broeders weg en nam zijn intrek bij een man van Adullam, genaamd Chira.

2. En Juda zag daar de dochter van een Kanaänitisch man, genaamd Sua; hij huwde haar en kwam tot haar.

3. En zij werd zwanger, baarde een zoon, en noemde hem Er.

4. Daarna werd zij opnieuw zwanger, baarde een zoon en noemde hem Onan.

5. Vervolgens baarde zij nogmaals een zoon, en noemde hem Sela. Hij was te Kezib, toen zij hem baarde.

6. En Juda nam voor Er, zijn eerstgeborene, een vrouw, genaamd Tamar.

Lees verder hoofdstuk Genesis 38