Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 37:9-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En hij had nog een andere droom, die hij aan zijn broeders verhaalde. Hij zeide: Nu heb ik weer een droom gehad, en zie, de zon, de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer.

10. Toen hij dit aan zijn vader en zijn broeders verhaalde, onderhield zijn vader hem daarover, en zeide tot hem: Wat voor een droom is dat, die gij gehad hebt? Zullen soms ik, uw moeder en uw broeders komen om ons voor u ter aarde neer te buigen?

11. Zijn broeders dan benijdden hem, maar zijn vader hield de zaak in gedachten.

12. Eens waren zijn broeders heengegaan om de schapen van hun vader bij Sichem te weiden.

13. Toen zeide Israël tot Jozef: Uw broeders weiden immers bij Sichem? Kom, ik wil u tot hen zenden. En hij zeide tot hem: Hier ben ik.

Lees verder hoofdstuk Genesis 37