Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 35:17-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. En terwijl zij die moeilijke bevalling had, zeide de vroedvrouw tot haar: Vrees niet, ook ditmaal hebt gij een zoon.

18. En toen haar het leven ontvlood – want zij stierf – noemde zij hem Ben-Oni, maar zijn vader noemde hem Benjamin.

19. Zo stierf Rachel en werd begraven aan de weg naar Efrat, dat is Betlehem.

20. En Jakob zette op haar graf een opgerichte steen, dat is de opgerichte steen van Rachels graf tot op heden.

21. Daarna brak Israël op en spande zijn tent aan de andere zijde van Migdal-Eder.

22. En toen Israël in dit land woonde, ging Ruben heen en lag bij Bilha, de bijvrouw van zijn vader, en Israël hoorde het.De zonen van Jakob nu waren twaalf in getal.

23. De zonen van Lea: de eerstgeborene van Jakob, Ruben, voorts Simeon, Levi, Juda, Issakar en Zebulon.

Lees verder hoofdstuk Genesis 35