Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 30:35-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

35. Toen zonderde hij op die dag de gestreepte en gevlekte bokken af en alle gespikkelde en gevlekte geiten, alles waaraan iets wits was, benevens alles wat zwart was onder de schapen, en hij stelde het onder de hoede van zijn zonen.

36. En (Laban) bepaalde een afstand van drie dagreizen tussen zich en Jakob, en Jakob weidde het overige vee van Laban.

37. Toen nam Jakob zich verse takken van populieren, amandelbomen en platanen, en schilde daarop witte strepen door het wit aan de takken te ontbloten.

38. Hij legde de takken die hij geschild had, in de troggen, in de drinkbakken, waar het kleinvee kwam drinken, vlak voor het kleinvee; en zij werden bronstig, als zij kwamen drinken.

Lees verder hoofdstuk Genesis 30