Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 30:29-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Daarop zeide hij tot hem: Gij zelf weet, hoe ik u gediend heb, en hoe het met uw kudde bij mij gegaan is;

30. want wat gij bezat, voordat ik kwam, was weinig, maar het heeft zich uitgebreid in menigte, en de Here heeft u gezegend, waarheen ik mijn voet ook wendde; nu dan, wanneer zal ik ook eens voor mijn eigen huis kunnen werken?

31. Toen zeide hij: Wat zal ik u geven? Maar Jakob zeide: Gij behoeft mij niets te geven; ik zal wederom uw vee weiden en hoeden, indien gij mij slechts dit wilt toestaan:

32. Ik zal heden door al uw kleinvee gaan en daaruit elk gespikkeld en gevlekt stuk kleinvee afzonderen; elk zwart stuk onder de schapen, en wat gevlekt en gespikkeld is onder de geiten, dat zal mijn loon zijn.

33. En mijn eerlijkheid zal morgen voor mij spreken, wanneer gij mijn loon zult komen bezichtigen: alles wat niet gespikkeld of gevlekt is onder de geiten of zwart onder de schapen, dat zal als door mij gestolen gelden.

34. Daarop zeide Laban: Zie, het geschiede naar uw woord.

35. Toen zonderde hij op die dag de gestreepte en gevlekte bokken af en alle gespikkelde en gevlekte geiten, alles waaraan iets wits was, benevens alles wat zwart was onder de schapen, en hij stelde het onder de hoede van zijn zonen.

36. En (Laban) bepaalde een afstand van drie dagreizen tussen zich en Jakob, en Jakob weidde het overige vee van Laban.

37. Toen nam Jakob zich verse takken van populieren, amandelbomen en platanen, en schilde daarop witte strepen door het wit aan de takken te ontbloten.

38. Hij legde de takken die hij geschild had, in de troggen, in de drinkbakken, waar het kleinvee kwam drinken, vlak voor het kleinvee; en zij werden bronstig, als zij kwamen drinken.

39. Was het kleinvee bronstig geworden bij de takken, dan wierp het gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen.

40. Dan scheidde Jakob de schapen af, keerde de koppen van het kleinvee naar het gestreepte en naar al het zwarte onder Labans kleinvee, en zette die kudden voor zich afzonderlijk, en plaatste ze niet bij het kleinvee voor Laban.

41. En telkens, als het sterkste kleinvee bronstig werd, legde Jakob de takken voor het kleinvee in de troggen, opdat zij bij de takken bronstig zouden worden.

42. Maar als het kleinvee zwak was, legde hij ze er niet in; aldus waren de zwakke dieren voor Laban en de sterke voor Jakob.

43. Derhalve nam die man ten zeerste toe in bezit, en hij had veel kleinvee, slavinnen, slaven, kamelen en ezels.

Lees verder hoofdstuk Genesis 30