Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 30:22-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Toen gedacht God Rachel, en God verhoorde haar; Hij opende haar schoot,

23. en zij werd zwanger en baarde een zoon. Toen zeide zij: God heeft mijn smaad weggenomen;

24. en zij gaf hem de naam Jozef, zeggende: Moge de Here mij er nog een andere zoon bijvoegen.

25. Nadat Rachel Jozef gebaard had, zeide Jakob tot Laban: Laat mij vertrekken, opdat ik naar mijn geboorteplaats en mijn land ga.

26. Geef (mij) mijn vrouwen en kinderen, om wie ik u gediend heb, opdat ik moge heengaan, want gij weet welke diensten ik voor u verricht heb.

27. Daarop zeide Laban tot hem: Mocht ik uw genegenheid gewonnen hebben! Ik heb waargenomen, dat de Here mij om uwentwil gezegend heeft.

28. En hij zeide: Bepaal, wat uw loon bij mij zal zijn; en ik zal het geven.

29. Daarop zeide hij tot hem: Gij zelf weet, hoe ik u gediend heb, en hoe het met uw kudde bij mij gegaan is;

30. want wat gij bezat, voordat ik kwam, was weinig, maar het heeft zich uitgebreid in menigte, en de Here heeft u gezegend, waarheen ik mijn voet ook wendde; nu dan, wanneer zal ik ook eens voor mijn eigen huis kunnen werken?

31. Toen zeide hij: Wat zal ik u geven? Maar Jakob zeide: Gij behoeft mij niets te geven; ik zal wederom uw vee weiden en hoeden, indien gij mij slechts dit wilt toestaan:

32. Ik zal heden door al uw kleinvee gaan en daaruit elk gespikkeld en gevlekt stuk kleinvee afzonderen; elk zwart stuk onder de schapen, en wat gevlekt en gespikkeld is onder de geiten, dat zal mijn loon zijn.

33. En mijn eerlijkheid zal morgen voor mij spreken, wanneer gij mijn loon zult komen bezichtigen: alles wat niet gespikkeld of gevlekt is onder de geiten of zwart onder de schapen, dat zal als door mij gestolen gelden.

34. Daarop zeide Laban: Zie, het geschiede naar uw woord.

35. Toen zonderde hij op die dag de gestreepte en gevlekte bokken af en alle gespikkelde en gevlekte geiten, alles waaraan iets wits was, benevens alles wat zwart was onder de schapen, en hij stelde het onder de hoede van zijn zonen.

36. En (Laban) bepaalde een afstand van drie dagreizen tussen zich en Jakob, en Jakob weidde het overige vee van Laban.

37. Toen nam Jakob zich verse takken van populieren, amandelbomen en platanen, en schilde daarop witte strepen door het wit aan de takken te ontbloten.

38. Hij legde de takken die hij geschild had, in de troggen, in de drinkbakken, waar het kleinvee kwam drinken, vlak voor het kleinvee; en zij werden bronstig, als zij kwamen drinken.

39. Was het kleinvee bronstig geworden bij de takken, dan wierp het gestreepte, gespikkelde en gevlekte jongen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 30