Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 29:9-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Terwijl hij nog met hen sprak, kwam Rachel er aan met het kleinvee van haar vader, want zij was een herderin.

10. Zodra Jakob Rachel, de dochter van Laban, de broeder van zijn moeder, zag, en het kleinvee van Laban, de broeder van zijn moeder, trad Jakob toe, wentelde de steen van de opening van de put en drenkte het vee van Laban, de broeder van zijn moeder.

11. En Jakob kuste Rachel en verhief zijn stem en weende.

12. Daarop vertelde Jakob Rachel, dat hij een bloedverwant van haar vader was, en de zoon van Rebekka. Toen snelde zij weg en deelde het haar vader mede.

13. Zodra Laban het bericht aangaande Jakob, de zoon zijner zuster, hoorde, snelde hij hem tegemoet, omhelsde hem en kuste hem hartelijk, en bracht hem in zijn huis. En hij vertelde dit alles aan Laban.

14. Toen zeide Laban tot hem: Waarlijk, gij zijt mijn eigen vlees en bloed. En hij bleef een volle maand bij hem.

15. En Laban zeide tot Jakob: Zoudt gij, omdat gij mijn bloedverwant zijt, mij dienen om niet? Zeg mij, wat uw loon moet zijn.

16. Nu had Laban twee dochters; de oudste heette Lea en de jongste Rachel.

17. Lea’s ogen waren flets, maar Rachel was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk.

18. En Jakob had Rachel lief. Daarom zeide hij: Ik wil u zeven jaren dienen om uw jongste dochter Rachel.

19. En Laban zeide: Het is beter, dat ik haar aan u geef dan dat ik haar aan een andere man geef; blijf bij mij.

20. Derhalve diende Jakob zeven jaren om Rachel, en die waren in zijn ogen als enkele dagen, omdat hij haar liefhad.

21. Daarna zeide Jakob tot Laban: Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome.

22. En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan.

23. Des avonds echter nam hij zijn dochter Lea en bracht haar tot hem, en hij kwam tot haar.

24. Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa, tot een slavin voor zijn dochter Lea.

25. Maar des morgens, zie, het was Lea. Toen zeide hij tot Laban: Wat hebt gij mij daar gedaan? Heb ik niet om Rachel bij u gediend, waarom hebt gij mij dan bedrogen?

26. Daarop zeide Laban: Zo doet men niet hier ter plaatse, dat men de jongste ten huwelijk geeft vóór de eerstgeborene.

Lees verder hoofdstuk Genesis 29