Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 29:16-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Nu had Laban twee dochters; de oudste heette Lea en de jongste Rachel.

17. Lea’s ogen waren flets, maar Rachel was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk.

18. En Jakob had Rachel lief. Daarom zeide hij: Ik wil u zeven jaren dienen om uw jongste dochter Rachel.

19. En Laban zeide: Het is beter, dat ik haar aan u geef dan dat ik haar aan een andere man geef; blijf bij mij.

20. Derhalve diende Jakob zeven jaren om Rachel, en die waren in zijn ogen als enkele dagen, omdat hij haar liefhad.

21. Daarna zeide Jakob tot Laban: Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome.

22. En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan.

23. Des avonds echter nam hij zijn dochter Lea en bracht haar tot hem, en hij kwam tot haar.

24. Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa, tot een slavin voor zijn dochter Lea.

25. Maar des morgens, zie, het was Lea. Toen zeide hij tot Laban: Wat hebt gij mij daar gedaan? Heb ik niet om Rachel bij u gediend, waarom hebt gij mij dan bedrogen?

26. Daarop zeide Laban: Zo doet men niet hier ter plaatse, dat men de jongste ten huwelijk geeft vóór de eerstgeborene.

27. Breng de bruiloftsweek met deze ten einde, dan zal u ook de andere gegeven worden voor de dienst, waarmede gij nog eens zeven jaren bij mij dienen zult.

28. En Jakob deed zo; hij bracht de bruiloftsweek met haar ten einde; daarop gaf hij hem zijn dochter Rachel tot vrouw.

Lees verder hoofdstuk Genesis 29