Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 29:15-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. En Laban zeide tot Jakob: Zoudt gij, omdat gij mijn bloedverwant zijt, mij dienen om niet? Zeg mij, wat uw loon moet zijn.

16. Nu had Laban twee dochters; de oudste heette Lea en de jongste Rachel.

17. Lea’s ogen waren flets, maar Rachel was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk.

18. En Jakob had Rachel lief. Daarom zeide hij: Ik wil u zeven jaren dienen om uw jongste dochter Rachel.

19. En Laban zeide: Het is beter, dat ik haar aan u geef dan dat ik haar aan een andere man geef; blijf bij mij.

20. Derhalve diende Jakob zeven jaren om Rachel, en die waren in zijn ogen als enkele dagen, omdat hij haar liefhad.

21. Daarna zeide Jakob tot Laban: Geef mij mijn vrouw, want mijn tijd is om, opdat ik tot haar kome.

22. En Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan.

23. Des avonds echter nam hij zijn dochter Lea en bracht haar tot hem, en hij kwam tot haar.

24. Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa, tot een slavin voor zijn dochter Lea.

Lees verder hoofdstuk Genesis 29