Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 28:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen riep Isaak Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän.

2. Maak u gereed, ga naar Paddan-Aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar een vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder.

3. En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte van volken wordt.

4. Hij geve u de zegen van Abraham, u en uw nageslacht met u, zodat gij het land uwer vreemdelingschap, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt.

5. Zo zond Isaak Jakob weg, en deze ging naar Paddan-Aram, naar Laban, de zoon van Betuël, de Arameeër, de broeder van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau.

Lees verder hoofdstuk Genesis 28