5. Rebekka had geluisterd, toen Isaak tot zijn zoon Esau sprak. Nadat Esau het veld ingegaan was om een stuk wild te schieten en het (zijn vader) te brengen,
6. zeide Rebekka tot haar zoon Jakob: Zie, ik heb uw vader horen spreken tot uw broeder Esau:
7. Breng mij toch een stuk wild en bereid mij een smakelijk gerecht, opdat ik ete, en ik zal u vóór mijn dood zegenen voor het aangezicht des Heren.