Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 24:36-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. En Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was, en hij heeft hem gegeven alles wat hij bezit.

37. Nu heeft mijn heer mij doen zweren: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier land ik woon,

38. maar gij zult naar mijns vaders huis gaan en naar mijn geslacht, en daar een vrouw voor mijn zoon nemen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 24