Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 24:24-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Daarop zeide zij tot hem: Ik ben de dochter van Betuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft.

25. Verder zeide zij tot hem: Er is bij ons zowel stro als voeder in overvloed, ook plaats om te overnachten.

26. Toen boog de man zijn knieën en wierp zich neder voor de Here,

27. en zeide: Geprezen zij de Here, de God van mijn heer Abraham, die zijn goedertierenheid en trouw niet onttrokken heeft aan mijn heer; wat mij aangaat, de Here heeft mij geleid op de weg naar het huis der broeders van mijn heer.

Lees verder hoofdstuk Genesis 24