Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 24:22-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Toen de kamelen genoeg gedronken hadden, nam de man een gouden ring van een halve sikkel in gewicht, en twee armbanden van tien halve sikkelen goud in gewicht,

23. en hij zeide: Wiens dochter zijt gij? Vertel het mij toch. Is er in uws vaders huis voor ons plaats om te overnachten?

24. Daarop zeide zij tot hem: Ik ben de dochter van Betuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft.

25. Verder zeide zij tot hem: Er is bij ons zowel stro als voeder in overvloed, ook plaats om te overnachten.

26. Toen boog de man zijn knieën en wierp zich neder voor de Here,

27. en zeide: Geprezen zij de Here, de God van mijn heer Abraham, die zijn goedertierenheid en trouw niet onttrokken heeft aan mijn heer; wat mij aangaat, de Here heeft mij geleid op de weg naar het huis der broeders van mijn heer.

28. En het meisje snelde heen en verhaalde het gebeurde aan haar moeders huis.

29. Rebekka nu had een broeder, die Laban heette. En Laban snelde naar de man, naar buiten, bij de bron.

30. Zodra hij namelijk de ring gezien had en de armbanden aan de handen van zijn zuster, en zodra hij de woorden van zijn zuster Rebekka gehoord had: Zo heeft die man tot mij gesproken, ging hij naar de man toe; en zie, deze stond bij de kamelen aan de bron.

31. En hij zeide: Kom, gij gezegende des Heren, waarom staat gij buiten, terwijl ik reeds het huis gereed gemaakt heb en ook de plaats voor de kamelen.

32. Toen kwam de man in huis. En men ontzadelde de kamelen, gaf aan de kamelen stro en voeder en bracht water om zijn voeten en de voeten der mannen die bij hem waren, te wassen.

33. Maar toen hem te eten werd voorgezet, zeide hij: Ik zal niet eten, voordat ik mijn woord gesproken heb. En hij zeide: Spreek.

34. Daarop zeide hij: Ik ben de knecht van Abraham.

35. De Here heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij rijk geworden is; Hij heeft hem gegeven kleinvee en runderen, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels.

36. En Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was, en hij heeft hem gegeven alles wat hij bezit.

37. Nu heeft mijn heer mij doen zweren: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen uit de dochters der Kanaänieten, in wier land ik woon,

Lees verder hoofdstuk Genesis 24