Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 20:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Abraham nu brak vandaar op naar het Zuiderland en vestigde zich tussen Kades en Sur, en vertoefde als vreemdeling in Gerar.

2. Daar Abraham van zijn vrouw Sara gezegd had: Zij is mijn zuster, liet Abimelek, de koning van Gerar, Sara weghalen.

3. Maar God kwam des nachts in een droom tot Abimelek en zeide tot hem: Zie, gij zijt een kind des doods, omdat gij die vrouw genomen hebt, want zij is gehuwd.

4. Abimelek nu was niet tot haar genaderd. En hij zeide: Here, zult Gij dan een rechtvaardig volk doden?

Lees verder hoofdstuk Genesis 20