Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 2:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is;

12. en het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas.

13. De naam van de tweede rivier is Gichon; deze stroomt om het gehele land Ethiopië.

14. De naam van de derde rivier is Tigris; deze stroomt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat.

15. En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.

16. En de Here God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten,

17. maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.

18. En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.

19. En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 2