3. en hij zeide: Mijn heer, indien ik uw genegenheid gewonnen heb, ga dan niet aan uw knecht voorbij.
4. Laat toch een weinig water gehaald worden, en wast uw voeten en vlijt u neder onder de boom;
5. dan wil ik een bete broods gaan halen, opdat gij uw hart versterkt; daarna kunt gij verder trekken; daartoe zijt gij immers langs uw knecht getrokken? En zij zeiden: Doe zoals gij gesproken hebt.