Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 18:18-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden;

19. want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des Heren zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de Here aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft.

20. Daarop zeide de Here: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar.

21. Ik wil nederdalen om te zien, of zij inderdaad gedaan hebben naar het geroep, dat tot Mij gekomen is, of niet; Ik wil het weten.

22. Toen wendden die mannen zich vandaar en gingen naar Sodom, maar Abraham bleef nog staan voor de Here.

23. En Abraham trad nader en zeide: Zult Gij dan de rechtvaardige met de goddeloze verdelgen?

24. Misschien zullen er vijftig rechtvaardigen in de stad zijn; zult Gij haar dan verdelgen, en aan de plaats geen vergiffenis schenken ter wille van de vijftig rechtvaardigen, die in haar zijn?

Lees verder hoofdstuk Genesis 18