Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 17:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. En Abraham zeide tot God: Och, mocht Ismaël voor uw aangezicht leven!

19. Maar God zeide: Neen, maar uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en gij zult hem Isaak noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond, voor zijn nageslacht.

20. En wat Ismaël betreft, Ik heb u verhoord; zie, Ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar doen zijn en uitermate talrijk maken; twaalf vorsten zal hij verwekken, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.

21. Maar mijn verbond zal Ik oprichten met Isaak, die Sara u op deze zelfde tijd in het volgend jaar baren zal.

22. Toen God geëindigd had met hem te spreken, voer Hij van Abraham op.

Lees verder hoofdstuk Genesis 17