Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 16:13-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen noemde zij de naam des Heren, die tot haar gesproken had: Gij zijt een God des aanziens; want, zeide zij, heb ik hier ook omgezien naar Hem, die naar mij ziet?

14. Daarom noemt men die put: de put Lachai-Roï; zie, hij is tussen Kades en Bered.

15. En Hagar baarde Abram een zoon en Abram noemde de zoon, die Hagar gebaard had, Ismaël.

16. En Abram was zesentachtig jaar oud, toen Hagar Ismaël aan Abram baarde.

Lees verder hoofdstuk Genesis 16