Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 15:7-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. En Hij zeide tot hem: Ik ben de Here, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven.

8. En hij zeide: Here Here, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal?

9. En Hij zeide tot hem: Haal Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif.

10. Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, maar het gevogelte deelde hij niet.

11. Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg.

12. Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis.

Lees verder hoofdstuk Genesis 15