Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 14:16-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk.

17. Toen ging de koning van Sodom uit, hem tegemoet, nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van Kedorlaomer en de koningen die met hem waren, naar het dal Sawe, dat is het Koningsdal.

18. En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij nu was een priester van God, de Allerhoogste.

19. En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde,

20. en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.

21. De koning van Sodom nu zeide tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u.

22. Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde:

23. Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt!

24. Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen, die met mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten die hun aandeel ontvangen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 14