Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 13:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Abram trok uit Egypte naar het Zuiderland, hij en zijn vrouw en al wat hij bezat, en Lot met hem.

2. Abram nu was zeer rijk aan vee, aan zilver en aan goud.

3. En hij ging van de ene pleisterplaats naar de andere, uit het Zuiderland tot bij Betel, de plaats, waar zijn tent in het eerst gestaan had, tussen Betel en Ai,

4. naar de plaats van het altaar, dat hij daar vroeger gemaakt had, en Abram riep daar de naam des Heren aan.

5. En ook Lot, die met Abram mede ging, had schapen en runderen en tenten.

6. Maar het land liet niet toe, dat zij tezamen bleven wonen, want hun have was talrijk, zodat zij niet tezamen konden wonen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 13